We gaan er alles aan doen om met onze sympatisanten in politiek en wetenschap om tot een nieuw wetsvoorstel te komen waarin rekening wordt gehouden met onze problemen, en waarin van een op onderzoek gebaseerde, realistische visie van ouderschap in Nederland wordt uitgegaan.
Op basis van onze ervaringen tot nog toe geven we hieronder een aantal knelpunten in het familierecht voor slachtoffers van huiselijk geweld aan die we daarin graag verholpen willen zien:
Ouderlijk gezag
De rechter gaat nu uit van gezamenlijk ouderlijk gezag, doorgaans ongeacht of er een strafrechtelijke veroordeling voor de dader is omdat er huiselijk geweld heeft plaatsgevonden of er een andere ernstige bedreigende situatie bestaat voor kinderen. Met name Artikel 251a blijkt in de praktijk nauwelijks geïnterpreteerd te worden ten bate van mishandelde kinderen, laat staan in de nieuwe versie.
Tijdens een expertmeeting met o.a. rechters die begin dit jaar in opdracht van het ministerie van justitie werd georganiseerd, blijkt dat jurisprudentie van de Hoge Raad ‘te weinig ruimte laat’ aan lagere rechters om eenhoofdig gezag op te leggen. De nieuwe wetgeving sluit naadloos aan op die tendens. Wij zouden dat graag anders zien.
Daarbij is alleen een strafrechtelijke veroordeling van de dader overigens geen goed uitgangspunt omdat bekend is dat een zeer klein gevallen van huiselijk geweld tot een veroordeling leidt. Daarnaast is ons inziens binnen de organisaties die van invloed zijn op de rechterlijke uitspraken veel meer expertise nodig met betrekking tot deze problematiek.
Omgangsregelingen
In uitspraken van de rechter wordt er vrijwel altijd besloten tot omgangsregelingen, doorgaans ongeacht of huiselijk geweld heeft plaatsgevonden en of er een bedreigende situatie kan ontstaan voor kinderen.
Het gewijzigde Artikel 377a zal deze situatie naar verwacht niet oplossen, maar eerder nog verslechteren.
Uit ‘onze’ praktijk blijkt, dat rechters zich niet alleen laten leiden door de eerder genoemde jurisprudentie van de Hoge Raad. Zij laten zich vooral ook leiden door de antieke stelling dat gezamenlijk gezag én omgang altijd in het belang van het kind zouden zijn en staren zich daarom blind op de wensen van de uitwonende ouder, zelfs als deze zich aantoonbaar misdragen heeft.
In gevallen waarbij sprake is van huiselijk geweld pleiten wij voor het Spaanse model, waarbij omgang tussen dader en kinderen in principe wordt afgewezen.
Daarbij zouden we ook graag onderzoek zien of kinderen onder de wettelijk bepaalde leeftijdsgrens van 12 jaar gehoord kunnen worden in de rechtzaak en inspraak kunnen krijgen of, hoe lang en wanneer ze hun uitwonende ouder willen zien.
Gelijkwaardig voortgezet ouderschap
Er wordt met de nieuwe wetgeving aangestuurd op ‘gelijkwaardig’ voortgezet ouderschap, ook daar waar ongelijkwaardigheid is. Gelijkwaardigheid opleggen daar waar ongelijkwaardigheid door huiselijk geweld heerst, is in strijd met onder andere Europese regelgeving.
In een open brief aan de Volkskrant, over een voorgaande poging tot wetswijziging van ongeveer dezelfde strekking betoogden een aantal advocaten dat opgelegde omgang machtsongelijkheid bevestigd:
"Tussen slachtoffers van huiselijk geweld en pleger bestaat per definitie een ongelijke machtspositie. [...] Daarnaast is het wetsvoorstel in strijd met artikel 8 lid 2 EVRM. Dit artikel, dat het gezinsleven en daarmee het recht op omgang beschermt, bepaalt nadrukkelijk dat dit recht beperkt kan worden indien de rechten en vrijheden van anderen, waaronder het kind, dit vereisen. Het wetsvoorstel gaat hieraan voorbij door omgang te verklaren tot een onaantastbaar recht van de niet-verzorgende ouder en tot een absolute plicht van het betrokken kind en diens verzorgende ouder."
Wij pleiten voor eenduidige, scherpe criteria waar het het toepassen van dit lid 2 in het Nederlandse familierecht betreft. Op dit moment wijst de praktijk uit, dat de interpretatie van de wet te veel in het teken staat van vaderrechten en te weinig in het teken van kinderrechten.
Getuigen van huiselijk geweld en geweld tijdens zwangerschap
Naar schatting zijn er tussen de 100.000 en 200.000 kinderen per jaar getuige van huiselijk geweld. Binnen het psychologisch/ orthopedagogisch werkveld wordt het getuige zijn van geweld inmiddels erkent als vorm van kindermishandeling.
Deze visiewijziging heeft echter weinig effect gehad op het familierecht.
Kinderen die getuige zijn van een geweldsdelict op straat mogen niet getuigen omdat een hernieuwde confrontatie van de dader niet als heilzaam gezien wordt. In het familierecht wordt met een andere maat gemeten.
We zouden daarom graag meer aandacht willen vragen voor de gelegaliseerde vorm van kindermishandeling waarbij kinderen tijdens omgangsregelingen met de geweldpleger worden geconfronteerd.
Gezien de schade die geweld tijdens zwangerschap kan opleveren voor het ongeboren kind, dient deze vorm van mishandeling ook als kindermishandeling te worden aangemerkt. Het betreft hier in onze optiek niet uitsluitend partner-, maar ook kindermishandeling, en zou dus vanuit dat oogpunt een grotere invloed op de rechtsgang moeten hebben.
Mediation
Momenteel wordt mediation [overleg tussen de ex-partners] zeer veel toegepast bij problemen m.b.t. gezag en omgang.
Dit is lang niet altijd een realistische situatie. Gedwongen mediation levert veel spanningen bij slachtoffers van huiselijk geweld op. Daarnaast wordt mediation op Europees juridisch niveau eveneens afgeraden in geval van huiselijk geweld vanwege de machtsongelijkwaardigheid van beide partijen.
Wij zouden graag een herziening van het beleid zien in de gevallen waarin de rechter mediation verordonneerd in huiselijk geweld-situaties.
Het gebruik van, en toezicht op, OTS
Indien er gezamenlijk gezag is en er een omgangsregeling opgelegd wordt, terwijl het slachtoffer niet in staat is tot communicatie met de pleger middels mediation, is het binnen het huidige beleid zeer gebruikelijk dat er een Onder Toezicht Stelling [OTS, uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg] wordt opgelegd.
De daarop volgende omgang tegen wil en dank kan in situaties waarbij er sprake was van huiselijk geweld ten koste gaan van de mentale en/of fysieke gesteldheid van kinderen.
Wij zouden daarom graag een onafhankelijk toetsingsinstrument ingevoerd zien voor die gevallen waarbij Bureau Jeugdzorg overgaat tot ondertoezichtstellingen in dit soort situaties.
Informatieplicht
Ook in het geval van afwijzing van de omgang wordt er doorgaans wel een informatieplicht van de verzorgende ouder over het kind (schoolresultaten, adreswijzigingen, etc.) naar de uitwonende ouder toe opgelegd.
We vinden het tegenstrijdig en onwenselijk dat er omgekeerd geen informatieverplichting geldt jegens het achtergebleven gezin. Bij verhuizing naar het buitenland of trouwen met een nieuwe partner is er geen informatieverplichting naar het kind toe, terwijl hier behoefte aan kan zijn.
Wij pleiten daarom voor een tweezijdige informatieplicht, dus ook van de kant van de uitwonende ouder naar het kind toe, indien gewenst.
Daarnaast dient er kritisch te worden gekeken of de informatieplicht niet de veiligheid van moeder en kinderen in gevaar brengt. We denken hierbij aan personen die worden behandeld voor een Post Traumatische Stress Syndroom of aan gezinnen die ondergedoken zijn. In die gevallen kan het verplicht verstrekken van informatie aan de ex-partner grote negatieve gevolgen hebben.
Afstemming straf- en familierecht
Er gaapt een praktische kloof tussen strafrecht en familierecht. Aan de ene kant poogt het strafrecht de pleger van huiselijk geweld te veroordelen, aan de andere kant mag hij via het familierecht in contact blijven staan met de slachtoffers. Dit is vragen om recidive.
Het is ook zo dat, indien de verzorgende ouder niet adequaat handelt om mishandeling van het kind te voorkomen, deze persoon veroordeeld kan worden wegens een omissie-delict.
Strafrecht en familierecht zouden in dit soort gevallen beter op elkaar moeten worden afgestemd.
Begeleide omgang
Begeleide omgang wordt regelmatig als laatste optie ingezet voor omgang na huiselijk geweld. In de praktijk betekent begeleide omgang een opstap naar een normale omgangsregeling.
Omgangshuizen zijn in een aantal gevallen onvoldoende veilig gebleken. Mogelijke oorzaak is dat men over het algemeen met vrijwilligers werkt en men onvoldoende opgeleid is om deze ernstige problematiek te hanteren.
We vinden daarom dat omgangshuizen beter van middelen moeten worden voorzien, zodat de overheid sturende maatregelen, zoals een kwaliteitscontrole systeem en opleidingseisen, kan treffen. Veiligheid van alle betrokkenen moet absoluut gegarandeerd worden.
In het geval van mogelijk blijvend gevaar (óók bijvoorbeeld in zaken waar gegronde reden is om te vermoeden dat het kind ontvoerd zal worden) moeten er mogelijkheden komen om zonder tijdslimiet begeleide omgang te kunnen bieden.
Onderzoeksvoorstellen
Op grond van onze ervaringen én alarmerende uitslagen van buitenlandse onderzoeken, zouden wij onder meer de volgende onderzoeken willen zien:
- Wat zijn mogelijke praktijkrelevante criteria waarmee kinderen die met huiselijk geweld zijn geconfronteerd onder éénhoofdig gezag gesteld kunnen worden? Zijn deze of soortgelijke criteria ook geschikt om te beslissen geen omgangsregeling in te stellen?
- In hoeveel van de gevallen waarin omgangsregelingen worden aangevochten was er sprake van huiselijk geweld tijdens de relatie?
- In hoeveel gevallen wordt kindermishandeling in directe of indirecte zin voortgezet bij de overdracht tijdens omgangsregelingen doordat ze met hernieuwde mishandeling van gezinsleden worden geconfronteerd?
- In hoeveel gevallen wordt mishandeling van de moeder in het bijzijn van de kinderen niet aangemerkt als kindermishandeling en daarom ook niet gezien als een reden om omgang te weigeren?
- Of, en in welke vorm, is het wenselijk om tijdens de behandeling van Post Traumatisch Stress Syndroom bij kinderen en/of moeder omgangsregelingen voort te zetten?
- Wat is precies de invloed van zwangerschap op de prevalentie van huiselijk geweld in Nederland?
- In welke gevallen kan huiselijk geweld tijdens de zwangerschap worden aangemerkt als kindermishandeling?
- Op welke wijze kan dreiging met ontvoering van het kind strafbaar worden gesteld of op zijn minst aangemerkt als een reden om omgang niet zonder toezicht te laten plaatsvinden?
Veel van onze argumenten zijn ook terug te vinden in de open brief die we in de eerste maanden van ons bestaan naar de Eerste Kamer hebben gestuurd.